Normaal gesproken moet een prestatie snel worden beoordeeld en moet er worden geklaagd als er niet goed is nagekomen. Indien dit niet gebeurt, gaat het recht om een klacht in te dienen en herstel of schadevergoeding te vorderen, verloren. Dit wordt de klachtplicht genoemd. De Hoge Raad heeft op 26 april 2024 geoordeeld dat deze klachtplicht niet van toepassing is op de wijze waarop bestuurders van vennootschappen hun taken uitvoeren.
Wat is de klachtplicht?
De klachtplicht houdt in dat geen beroep meer kan worden gedaan op een gebrek in een prestatie als niet binnen een redelijke termijn nadat een gebrek is ontdekt of had moeten worden ontdekt is geklaagd bij de schuldenaar. Door niet binnen bekwame tijd te klagen, verliest de schuldeiser al zijn rechten met betrekking tot het gebrek in de prestatie. Wat precies ”binnen bekwame tijd” is, wordt niet door de wet gedefinieerd en is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het idee achter de klachtplicht is dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij erop mag rekenen dat de ontvanger van de prestatie controleert of de verbintenis is nagekomen. Dit voorkomt dat de schuldenaar gedurende lange tijd het risico loopt om aansprakelijk te worden gesteld, terwijl er niet op bedacht is dat hij kan worden aangesproken.
De klachtplicht is een regel uit het vermogensrecht.
Wanneer is een bestuurder van een rechtspersoon aansprakelijk?
Elke bestuurder van een rechtspersoon is verplicht zijn taken naar behoren uit te voeren. Een bestuurder moet bekwaam zijn in zijn taak en deze nauwgezet vervullen, met het vereiste inzicht voor de rechtspersoon. Als een bestuurder zijn taken niet adequaat uitvoert en er sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt, kan hij aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de rechtspersoon daardoor lijdt of heeft geleden.
Dit is een regel uit het vennootschapsrecht.
Uitzondering voor interne bestuurdersaansprakelijkheid
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachtplicht niet van toepassing is op bestuurdersaansprakelijkheid. De klachtplicht ziet op een verbintenis tussen twee partijen, maar het handelen van een bestuurder wordt intern voornamelijk beheerst door de vennootschappelijke norm uit boek 2 BW. Het is praktisch niet haalbaar voor een rechtspersoon om van een bestuurder te eisen dat hij tijdens zijn ambtstermijn klaagt over onbehoorlijke handelingen. Dit zou betekenen dat een bestuurder namens de rechtspersoon over zijn eigen handelen moet klagen, wat niet realistisch is.
Zijn bestuurders sneller aansprakelijk door dit arrest?
De klachtplicht vormt een drempel voor aansprakelijkheid. Iemand die een prestatie ontvangt, kan alleen consequenties inroepen van onbehoorlijk presteren als hij tijdig heeft geklaagd. Dat de klachtplicht niet van toepassing is op het handelen van bestuurders, zorgt ervoor dat bestuurders sneller aansprakelijk zijn. Bestuurders houden echter wel de verhoogde norm van het ‘ernstig verwijt’ en andere mogelijke middelen om zich tegen aansprakelijkheid te verweren.
Decharge
De bestuurder in deze zaak had jaarlijks en bij zijn aftreden decharge van de algemene vergadering gekregen. Dit bate hem niet, omdat deze vorm van decharge slechts goedkeuring van het gevoerde beleid inhoudt voor zover dat bekend is of had kunnen zijn. Het onbehoorlijk bestuur dat deze bestuurder werd verweten, viel daar niet onder.
Finale decharge
Het is mogelijk om een finale decharge bij het aftreden van een bestuurder te verlenen. De finale decharge moet dan worden opgesteld als een afstand van alle mogelijke vorderingen, ook voor feiten en omstandigheden die nog niet bij de rechtspersoon bekend zijn. Dit moet echter uitdrukkelijk worden overeengekomen; een dechargebesluit van de algemene vergadering is hiervoor niet voldoende.
Als u vragen hebt over bestuurdersaansprakelijkheid dan kunt u gerust contact met ons opnemen.