Het faillissement heeft ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder zijn gezamenlijke schuldeisers. Voor het uitspreken van een faillissement op verzoek van een schuldeiser is daarom vereist dat er meer dan één schuldeiser is. Die regel geldt op Curaçao op grond van artikel 1 van het Faillissementsbesluit 1931 en in Nederland op grond van artikel 1 van de Faillissementswet en wordt het pluraliteitsvereiste genoemd.
De Hoge Raad heeft op 26 oktober 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2017:3731) de vraag beantwoord of de Staat enerzijds en onderdelen van de Staat anderzijds hebben te gelden als verschillende schuldeisers zoals bedoeld in artikel 1 van de Faillissementswet.
De Hoge Raad heeft, kort gezegd, geoordeeld dat vorderingen van organen en onderdelen van de Staat die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, zoals de Ontvanger en de Belastingdienst, voor de toepassing van de Faillissementswet hebben te gelden als vorderingen van een en dezelfde schuldeiser. Het vermogen van de schuldenaar hoeft derhalve niet door een curator te worden verdeeld tussen de verschillende onderdelen van de Staat. Aan het pluraliteitsvereiste uit artikel 1 van het Faillissementsbesluit 1931 is dus niet voldaan als slechts organen van het Land een vordering hebben op een schuldeiser.
De vorderingen van bijvoorbeeld de Ontvanger kunnen dan ook niet dienen als steunvordering voor een faillissementsaanvraag van het Land. Uiteindelijk komen beide vorderingen immers aan het Land toe. Ook het Land zal bij een faillissementsverzoek dus op zoek moeten naar een steunvordering buiten haar gelederen.
Wordt u geconfronteerd met een faillissementsaanvraag of wilt u een faillissementsverzoek doen, dan kunt u bij ons terecht voor advies en bijstand
-Auteur: mr. Barbara Nagelmakers
– Datum 28 februari 2019